De wet op de kernuitstap


De bedoeling van de wet op de kernuitstap is om de bevolking te beschermen tegen mogelijke gezondheidsrisico’s. Het verbieden van de technologie heeft echter nefaste gevolgen. Of de kernuitstap al dan niet zinnig is, is voor discussie vatbaar. Bij het opstellen van deze wet heeft men echter onvoldoende de voor- en nadelen afgewogen waardoor de huidige wet garant staat voor problemen en gemiste kansen.

Op 28 februari 2003 werd de wet op de kernuitstap gepubliceerd in het staatsblad. Over de manier waarop die is doorgevoerd rijzen bij ons vragen. De kernuitstap heeft als doel om mensen te beschermen voor de mogelijk catastrofale gevolgen van het uitbaten van een kerncentrale, nu en in de toekomst.  Zo is er onduidelijkheid over het langdurig radioactief kernafval, de veiligheid van kerncentrales en de verzekering bij eventuele ongevallen. Deze zaken kunnen een potentieel gevaar voor de Belgische bevolking vormen. Er moet streng op toegezien worden dat bijhorende risico’s, zoals bij elke technologie, binnen aanvaardbare perken blijven.

Hier knelt het schoentje. De regering heeft immers de kernuitstap uitgevoerd als een verbod op kernenergie in plaats van bepaalde normen op te stellen waaraan de uitbaters moeten voldoen. Dit is nochtans de normale gang van zaken wanneer de bevolking beschermd moet worden tegen de schadelijke gevolgen van een bepaalde technologie. Ter illustratie: er is geen wet tegen auto’s, wel tegen dronken rijden. Er is geen verbod op mobiel internet, wel zijn er stralingsnormen waaraan GSM masten moeten voldoen. Er is geen verbod op dieselmotoren, wel een norm voor de uitstoot van roetdeeltjes van deze motoren. Hier wordt telkens een norm opgelegd voor het schadelijke effect in plaats van de veroorzaker te verbieden.

De overheid verbiedt in dit geval ‘nucleaire centrales bestemd voor de industriële elektriciteitsproductie door splijting van kernbrandstoffen’ in plaats van de schadelijke effecten van die kernenergie. Hieraan zijn grote nadelen verbonden. De verdere ontwikkeling van de technologie wordt zo bijvoorbeeld zwaar ontmoedigd. Het is niet ondenkbaar, mits het opleggen van normen, dat nieuwe kerncentrales ontwikkeld worden die in staat zijn om onze maatschappij te voorzien van veiligere, goedkope, ‘propere’ energie, zonder CO2 uitstoot en met veel minder kernafval. Meer zelfs, er bestaan dergelijke ontwerpen die het reeds bestaande kernafval gebruiken als brandstof en zo dus zouden bijdragen aan het verminderen van de totale hoeveelheid kernafval. Echter, zelfs als deze ontwerpen heel duurzaam zijn, zijn ze nu per definitie verboden.

Bepaalde partijen kloppen zich nu op de borst: ‘wij hebben kernenergie afgeschaft’. Nochtans is hierdoor maar weinig verbeterd. De huidige centrales, als ze al onveilig zouden zijn, draaien nog jaren. De hoeveelheid kernafval blijft aangroeien en er is geen verhoogde verzekering die in staat zou zijn om een eventueel ongeval te dekken. Het is waar dat deze problemen door de kernuitstap op termijn zullen stagneren of verdwijnen, maar de huidige wet is een gemiste kans voor Belgie om beter te doen. Door het verbod verdwijnt een veelbelovende technologie en zullen we het moeten stellen met vervuilende fossiele brandstofcentrales, onvoorspelbare hernieuwbare energie en dure import van ondermeer de Franse en Nederlandse kerncentrales. Verder wordt er weinig of niets ondernomen waardoor onze bevoorradingszekerheid in het gedrang komt. Een kernuitstap is zinvol op voorwaarde dat de energieproductie vervangen wordt door een betere, duurzame technologie. Voor een volledige omschakeling op deze duurzame technologie zijn we echter niet klaar. Dit vraagt nog een hele hoop tijd en investering. Als de sluiting van 50 procent CO2-vrije productie leidt tot het openen van 50 procent CO2-producerende elektriciteitsproductie, moet afgewogen worden wat nu eigenlijk het grootste gezondheidsrisico inhoudt. Daar houdt men in de wet op de kernuitstap geen rekening mee.

De huidige kernuitstap getuigt van een onduurzaam beleid. Op termijn is het zeker mogelijk om tot een nucleair-vrij productiepark te komen maar vandaag is België daar niet klaar voor. De alternatieven hebben immers andere belangrijke nadelen. Het ‘totale schadelijke effect’ zou geminimaliseerd moeten worden door werkbare normen op te leggen. Het verbieden van een volledige technologie helpt echter niet om dit doel te bereiken. De wet lijkt vooral geïnspireerd door een gevoel van ongerustheid onder de bevolking. Ze lijkt meer te streven naar electoraal gewin dan naar het vinden van een optimale oplossing voor iedereen, nu en in de toekomst.