Netvergoeding voor zonnepaneelbezitters juist? – Updated


Verschillende nationale kranten berichtten begin oktober 2012 dat de distributienetbeheerders Eandis en Infrax een overeenkomst hadden bereikt omtrent de netvergoeding. Deze zou op jaarbasis 50 euro per kilowattpiek (kWp) bedragen voor alle decentrale productie-installaties tot 10 kW met terugdraaiende teller. Deze overeenkomst betreft dus ook niet-hernieuwbare productie-eenheden. De impact van de netvergoeding zal het grootst zijn voor de particuliere zonnepanelen. De gemiddelde capaciteit van deze installaties schommelt rond de 4 kW waardoor het kostenplaatje op 200 euro per jaar zou uitkomen. Waarom een netvergoeding? Is dat de juiste prijs? En welke beslissingen zijn er ondertussen genomen?

Waarom een netvergoeding?

Particulieren met zonnepanelen op hun dak produceren energie als de zon schijnt. Indien ze de elektriciteit niet zelf gebruiken, wordt die via het elektriciteitsnet naar andere gebruikers gestuurd. Op momenten zonder zon leveren de panelen echter weinig energie en moet ook de zonnepaneelbezitter elektriciteit afnemen van het net. Hij is dus zowel producent als consument (prosument), waardoor hij het elektriciteitsnet intensiever gebruikt. Eandis claimt de voorbije vier jaar 543 miljoen euro extra kosten te hebben gehad als gevolg van deze verdeelde productie. Het distributienet is immers niet ontworpen om in beide richtingen te werken. Dat kan technische problemen opleveren zoals fluctuaties in de spanning.

Bovendien draait de elektriciteitsmeter terug als de zonnepanelen elektriciteit op het net zetten. Velen betalen hierdoor minder of zelfs niet meer voor elektriciteit. Bijgevolg betalen ze ook minder of geen distributiekosten meer terwijl ze het net juist meer belasten dan een gewone consument (niet-prosument).

Een netvergoeding is dus wel gerechtvaardigd, maar is het tarief dat zal worden aangerekend dat ook? Daarvoor moeten we de groenestroomsubsidiëring onder de loep nemen.

Hervorming van de groenestroomsubsidiëring

Wie voor 2009 zonnepanelen heeft geplaatst, krijgt gedurende 20 jaar 450 euro per MWh aan minimum steun. Deze steun kwam er om groene energie een duwtje in de rug te geven. In Vlaanderen plaatste men massaal zonnepanelen en dat woog zwaar door. De stimulans heeft gewerkt, maar nu moet men een stap terug zetten om te voorkomen dat de druk op de niet-prosument onhoudbaar wordt. De minimum steun wordt immers uitbetaald door de distributienetbeheerders die deze kosten vervolgens proberen door te rekenen aan hun klanten via de distributietarieven.

Zo treedt het zogenaamde Reverse Robin Hood (RRH) effect op, cru gezegd vloeit er geld van arm naar rijk. Zij die niet de mogelijkheid hebben om zonnepanelen op hun dak te plaatsen behoren tot de gewone consumenten. Aangezien de prosument minder of geen distributietarieven betaalt, wordt deze kost door minder schouders gedragen. De gewone consument betaalt dus meer.

Wie na augustus 2012 zonnepanelen installeerde, krijgt gedurende 10 jaar 90 euro per MWh. (Eenmaal de minimale steun is toegekend, wordt deze niet aangepast omdat het oneerlijk zou zijn om de regels te veranderen tijdens de rit.) De verlaging van 450 naar 90 euro werd in stappen doorgevoerd in het kader van de hervorming van de groenestroomsubsidiëring.

In datzelfde kader zou ook een netvergoeding worden ingevoerd. Deze vergoeding is niet per se te hoog, het is echter wel een forfaitaire vergoeding waardoor het ogenblikkelijk gebruik van zelf geproduceerde energie niet wordt aangemoedigd. Een prosument die zijn eigen elektriciteit direct gebruikt, benut immers het elektriciteitsnet niet, maar blijft de forfaitaire vergoeding wel betalen. Er is dus geen financiële stimulans om het net te ontlasten. Prosumenten zouden juist moeten worden aangemoedigd om hun eigen elektriciteit te gebruiken aangezien het distributienet dan minder wordt belast en minder investeringen nodig zijn. In Duitsland hanteert men bijvoorbeeld een systeem waarbij eigen elektriciteit gebruiken voordeliger uitkomt dan elektriciteit op het net te zetten.

Men stelt nu een forfaitair bedrag voor omdat het niet anders kan met de huidige meters. Deze meters kunnen namelijk niet bepalen hoeveel elektriciteit in welke richting stroomt. Bij de jaarlijkse meteropname kijkt men simpelweg naar het nettoverschil op de meter. Een teruglevermeter die aangeeft hoeveel er op het net is gezet zou een oplossing kunnen zijn. Men kan ook slimme meters plaatsen die men later nodig heeft wanneer we zouden overstappen naar Smart Grids. Het is echter nog niet duidelijk welke meters dat zouden zijn. Daarnaast rijst eveneens de vraag wie dat gaat betalen en of onze privacy niet in het gedrang komt.

Besluit

We concluderen dat de subsidies niet zo hoog kunnen blijven en dat prosumenten het distributienet niet gratis kunnen gebruiken. Een forfaitaire netvergoeding is echter niet de juiste oplossing omdat het gebruik van zelf geproduceerde energie – om het distributienet te ontlasten – niet wordt aangemoedigd. Bovendien beïnvloedt deze maatregel de terugverdienperiode van een investering in zonnepanelen nadat de investering is gedaan. Deze tarieven bepalen is dus geen eenvoudige, maar wel een belangrijke beslissing voor onze energietoekomst!

Update: Huidige situatie

Sinds 1 januari 2013 moet elke productie-installatie van minder dan 10 kW met terugdraaiende meter een netvergoeding betalen. Deze vergoeding is afhankelijk van de distributienetbeheerder en de locatie van de productie-installatie omdat technische factoren en openbare heffingen in rekening worden gebracht. Ze bedraagt jaarlijks tussen de 46,25 en 83,37 euro per kW geïnstalleerd (omvormer-)vermogen (incl. BTW, prijzen in februari 2013). De forfaitaire netvergoeding kan worden vermeden door een slimme meter te installeren die de injectie en afname registreert. Zo kan men de correcte distributietarieven aanrekenen via de bestaande tarieven. De netvergoeding, hetzij forfaitair, hetzij correct berekend, wordt via de elektriciteitsfactuur verrekend. Welke optie het voordeligste is, hangt voornamelijk af van hoeveel geproduceerde energie je zelf direct gebruikt (autoconsumptie). Hoe meer autoconsumptie, hoe voordeliger de slimmer meter zal worden.