Op 11 december 2019 werd de Europese Green Deal geïntroduceerd. Dit initiatief van de Europese Commissie wil van Europa het eerste klimaatneutrale continent maken tegen 2050. Dit houdt in dat we “netto-nul” broeikasgassen moeten uitstoten. Om dit doel te bereiken is een drastische transformatie van de energiesector nodig. De ambitieuze doelstellingen van de Europese Commissie worden door sommigen argwanend onthaald en ondanks de grote schaal van het project is het bredere publiek er nog steeds weinig mee vertrouwd een jaar na de kick-off. Om mensen bewust te maken van dit belangrijke onderwerp en om antwoorden te vinden op sommige sceptische vragen sprak YERA met een woordvoerder van het Europese kabinet van energie.
Netto-nul uitstoot?
Waarschijnlijk het meest ambitieuze doel van de Europese Green Deal is het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen tot netto nul tegen 2050. Maar wat betekent dit precies en hoe kunnen we dit bereiken? De uitstoot van broeikasgassen is onvermijdbaar in elke economische sector. Toch verwacht de Europese Commissie dat met de huidige waaier aan beleidsinitiatieven de uitstoot van broeikasgassen van vervuilende industrieën gecompenseerd zal worden door netto-absorberende sectoren, zoals bosbouw en tuinbouw. Op deze manier zal de Europese economie de capaciteit van de natuur om uitstootgassen te absorberen niet overschrijden.
Voor sommigen lijkt dit scenario te goed om waar te zijn. Is de Europese Commissie dan niet te optimistisch in zijn vooruitzichten? En steunt deze ambitie niet op een onrealistisch snelle ontwikkeling van nieuwe technologieën om een groene economie te ondersteunen? De projecties van de Europese Commissie zijn echter enkel gebaseerd op bewezen technologieën. Vooruitgang in batterij-technologie wordt verwacht tegen 2050, maar niet op een onrealistische manier. De prestaties van batterijen stijgen zelfs sneller dan eerder werd verondersteld.
Wat zal het ons kosten?
Naast de haalbaarheid van de Europese Green Deal zijn sommigen ook bezorgd over de kosten van de strategie. In het bijzonder de invloed van de transitie naar zon- en windenergie op de elektriciteitsprijzen baart zorgen. Een verhoging van de kosten van de Europese elektriciteit is de komende jaren inderdaad te verwachten. De belangrijkste reden hiervoor is het feit dat een generatie van energiecentrales aan het eind van haar levensduur komt. In België is dit duidelijk geïllustreerd door het sluiten van de kerncentrales. De nodige investeringen in nieuwe energiecentrales zal zonder twijfel tot een hogere kost van de elektriciteit leiden. Dus, onafhankelijk van de groene plannen van de EU, zullen de prijzen zeker stijgen. Investeren in hernieuwbare energie in plaats van nieuwe steenkool- of gascentrales zal geen grote invloed op de kosten hebben aangezien de investeringskosten van zon- en windinstallaties gedaald zijn tot competitieve prijzen.
Daarnaast is de prijs die consumenten betalen voor hun elektriciteit maar beperkt afhankelijk van de eigenlijke productiekosten. In België bedraagt de BTW op elektriciteit 17% van de elektriciteitsrekening, 32% van de prijs gaat naar heffingen, 28% gaat naar transmissie- en distributiekosten en slechts 23% van de prijs is gerelateerd aan de eigenlijke productiekosten. Een verhoging in de productiekosten zal dan ook een relatief klein effect hebben op de totale elektriciteitsprijzen.
Maar is hernieuwbare energie niet te onvoorspelbaar?
Het feit dat zon- en windenergie onvoorspelbaar is ten opzichte van energie uit fossiele brandstoffen of kerncentrales wordt dikwijls aangehaald door sceptici van de energietransitie. In het verleden werd elektriciteit 24-48 uur op voorhand verhandeld. Als een energieproducent minder leverde dan de beloofde hoeveelheid, moest een significante boete betaald worden. Dit maakte de voorspelbaarheid van energieproductie zeer belangrijk. Tegenwoordig wordt elektriciteit echter 15 minuten voor het gebruikt wordt pas verkocht. De capaciteit van zon- en windinstallaties in de volgende 15 minuten kan perfect voorspeld worden met hedendaagse weersvoorspellingen. Daarom belemmert de variatie in de capaciteit van deze installaties niet de continue balans van aanbod en vraag van elektriciteit.
Met de vooruitgang van batterijtechnologie zal het ook steeds beter mogelijk zijn om energie van hernieuwbare bronnen goedkoop op te slagen voor wanneer de vraag naar elektriciteit hoger is dan wat geproduceerd kan worden. Bedrijven beginnen lange-termijn contracten aan te gaan (tot 5 jaar, 10 jaar, of zelfs langer) om elektriciteit af te nemen van hernieuwbare installaties. Onafhankelijk worden van het net is niet alleen een publiciteitsstunt voor deze bedrijven. Het is de goedkoopste manier om aan hun elektriciteit te geraken. Zelfs voor individuele consumenten zal het goedkoper zijn om eigen zonnepanelen en batterijen te hebben in plaats van aangesloten te zijn op het net, volgens de Europese Commissie. Dus de zorgen om de kosten en onvoorspelbaarheid van hernieuwbare energie zijn vaak sterk overdreven.
Wat zal de rol van waterstofgas zijn?
Het decarboniseren van de gassector is een van de belangrijkste aspecten van de Europese Green Deal. Met de huidige beleidsvoorstellen en technologieën voorspelt men dat 50% van al het energieverbruik in Europa tegen 2050 elektrisch zal zijn. Een groot deel van het energieverbruik zal dus nog steeds direct afhankelijk zijn van gas. Momenteel is residentiële verwarming de grootste categorie binnen de Europese energieconsumptie en steunt deze voornamelijk op verbranding van natuurlijk gas. Zeer energie-intensieve industriële processen zoals het smelten van aluminium zullen waarschijnlijk ook nog door gas aangedreven worden. Als het natuurlijk gas in deze toepassingen vervangen kan worden door waterstofgas kan men grote hoeveelheden uitstoot van CO2 voorkomen, aangezien het verbranden van waterstofgas koolstofvrij is. Deze methode is echter enkel zinvol als het waterstofgas geproduceerd is met groene energie. De EU moet dus blijven werken aan een groene-waterstof economie.
Hoe kan de EU zeker zijn dat niemand achterblijft in de transitie?
Het is cruciaal voor de Europese Commissie dat elke persoon en regio betrokken is bij de transitie en er profijt uit haalt. De steenkoolregio’s in Europa, die het al moeilijk hebben om te concurreren met bijvoorbeeld Rusland en Australië, zullen gesteund worden door de zogenaamde “kool-in-transitie” programma’s. De Europese Commissie heeft in verschillende Europese regio’s teams samengesteld om de knowhow over nieuwe duurzame industrieën op te bouwen. Op deze manier helpt de EU lokale gemeenschappen om economische groeistrategieën uit te zoeken voor de toekomst. Dit type projecten is niet beperkt tot steenkoolregio’s, maar breidt zich uit over alle regio’s in Europa die het risico lopen benadeeld te worden in de groene transitie.
Daarnaast zal de EU ook investeren in gebouwen en renovaties voor Europese inwoners met een ondermaatse huisvestingssituatie. Meer dan 30 miljoen Europeanen hebben geen gezond huis. Onder meer een betere isolatie zal helpen de gezondheid van de inwoners te verbeteren en de energie-efficiëntie van het gebouw te bevorderen. Zo zullen de Europese investeringen ook de allerarmsten helpen. Het Just Transition Fund (JTF) zal het goedgekeurde kader zijn dat de nodige budgetten verdeelt over de landen en regio’s van de EU.
Conclusie
De Europese Green Deal is een brede sociale en economische strategie die Europa klimaatneutraal zal maken. Het welzijn van de Europese inwoners staat centraal in deze beleidsinitiatieven. De periode sinds de implementatie van de Europese Green Deal op 11 december 2019 werd gedomineerd door de verwoestende impact van COVID-19. Europa heeft nu echter de kans om zijn economie herop te starten op een duurzame en groene manier in het voordeel van al zijn huidige en toekomstige inwoners.