Europese Green Deal


Europa heeft zijn ambities in de strijd tegen de klimaatverandering kracht bijgezet in 2019 met de Europese Green Deal. Het doel is om van Europa het eerste klimaatneutrale continent te maken tegen 2050. Maar hoe is Europa van plan dit te bereiken?

Wat is de Europese Green Deal?

Ursula Von der Leyen, de voorzitter van de Europese Commissie, introduceerde de Green Deal op 11 december 2019 als antwoord op het klimaatakkoord van Parijs van 2016. De intentie is om tegen 2050 “netto nul” broeikasgassen uit te stoten en tegelijkertijd een stabiele economische groei te behouden, en dit op een manier die eerlijk en rechtvaardig is voor alle lidstaten en sectoren. Als dit succesvol blijkt, zal Europa het eerste klimaatneutrale continent zijn en een voorbeeld voor de rest van de wereld. Om dit te bereiken bevat de Green Deal een waaier aan beleidsinitiatieven (door elke lidstaat zelf te implementeren) voor verschillende sectoren. Voor de energiesector benadrukt de EU het belang van de energietransitie, wat de overgang aanduidt van onze huidige voornamelijk door brandstof aangedreven energievoorzieningen naar een sector die bijna volledig gebaseerd is op hernieuwbare bronnen. De doelstellingen in de energiesector omvatten ook een hoge energie-efficiëntie, hoge interconnectiviteit, verdere digitalisering en electrificatie, en het behouden van betaalbare prijzen voor energievoorzieningen.

De groene transitie in de energiesector is met voorsprong de voornaamste uitdaging op de weg naar klimaatneutraliteit aangezien de productie en het gebruik van energie verantwoordelijk zijn voor meer dan 75% van de broeikasgasemissies in Europa. De Green Deal zal echter ook een grote impact hebben op andere sectoren. In de landbouwsector bijvoorbeeld werd de “boer-tot-bord”-strategie geïntroduceerd in mei 2020. Deze strategie heeft tot doel de duurzaamheid van voedsel te verhogen door onder meer het gebruik van pesticiden terug te dringen en voedselverspilling tegen te gaan. Andere initiatieven van de Green Deal omvatten het bevorderen van de biodiversiteit, het gebruik van energie-efficiënte bouwmethodes promoten, het reduceren van de uitstoot in de transportsector, en het uitbouwen van een  circulaire economie. In dat opzicht is de Green Deal dus niet alleen bedoeld om de strijd tegen de klimaatverandering op te voeren, maar ook om onze leefomgeving te verbeteren.

Problemen en kritiek

Ondanks het veelbelovende en optimistische karakter van de Green Deal, hebben sommige lidstaten kritiek geuit op de strategie.  Er wordt gevreesd voor de impact van de strenge doelstellingen op bepaalde economische sectoren. Klimaatactivisten en -organisaties aan de andere kant vinden de doelen van de Green Deal niet ambitieus genoeg. Om de hoeveelheid broeikasgassen te verlagen, plakt de EU een prijs op de uitstoot ervan en verhoogt deze prijs elk jaar (het zogenaamde EU ETS systeem). Op deze manier vertrouwt de EU op de markt om de uitstoot te verlagen op de meest kost-efficiënte manier. Maar zelfs dan zijn er nog grote investeringen nodig om de energietransitie te financieren. Lidstaten waarvan de energievoorziening sterk afhankelijk is van steenkoolcentrales, zoals Polen, Hongarije en Tsjechië, waren het meest gekant tegen de Green Deal aangezien deze krachtcentrales uitgefaseerd zullen moeten worden en vervangen door hernieuwbare energiebronnen. Ze stellen dat de transitie duizenden jobs zal kosten, vooral in Polen waar meer dan 40 000 mensen werkzaam zijn in de steenkoolindustrie.

Om te garanderen dat geen enkele regio achtergesteld wordt door de groene transitie, brengt Europa het Just Transition Mechanism (JTM) in het leven. Het JTM-transitiefonds moet de sterk steenkoolafhankelijke landen en andere regio’s die het meest beïnvloed zullen worden door de Green Deal helpen een moderne, duurzame economie op te bouwen. Voor dit fonds wil men meer dan €100 miljard inzamelen in de periode 2021-2027 om te investeren in middelgrote ondernemingen, onderzoek en innovatie, hernieuwbare energie, uitstootreductie, propere energietechnologieën, regeneratietechnieken, circulaire economie, en het (her)opleiden van werknemers. Het JTM is, op zijn beurt, bekritiseerd door landen die eerder al sterk investeerden in de energietransitie en niet dezelfde voordelen krijgen als degenen die achterlopen.

Deze kritiek werd gedeeld door de Vlaamse minister van Omgeving, Zuhal Demir (N-VA). Ze vond het Poolse deel van het fonds disproportioneel groot ten opzichte van het Belgische en vond het verder ook onrechtvaardig dat het geld voor België grotendeels naar de provincie Henegouwen zal stromen, aangezien het daar volgens Europa het hardst nodig is. Ze verklaarde dat “Vlaanderen gestraft wordt voor het creëren van welvaart” (Knack, 5/2/2020). Bovendien stond ze afkeurend tegenover de Europese beslissing om de uitstootdoelstellingen voor 2030 aan te scherpen van een vermindering van 40% naar 55%, deels omdat dit nieuws bekend raakte in het midden van de COVID-19 pandemie. Haar mening werd echter niet gedeeld door de meeste andere Belgische partijen die veelal voorstanders zijn van de Green Deal en het JTM. 

De COVID-19 crisis

Bijna gelijktijdig met de lancering van de Green Deal, kwam de COVID-19 pandemie op gang. Hoewel de pandemie de uitstoot van broeikasgassen in Europa heeft verlaagd in 2020, heeft zij ook een negatieve invloed op de ontwikkeling en implementatie van hernieuwbare energie. Om de economische schade toegebracht door de pandemie om te buigen tot een kans voor duurzaam herstel, lanceerde de Europese Commissie het “Recovery Plan”, een ongezien noodfonds van €1800 miljard dat onze economie moet helpen heropstarten. Het fonds is bedoeld voor de financiering van duurzame investeringen en projecten die in lijn liggen met de Europese klimaatambities. Dit fonds moet lidstaten stimuleren om in te zetten op groene en duurzame technologieën en ontwikkelingen. Na een paar maanden van onderhandelingen – vooral door de onvrede van Hongarije en Polen over de koppeling van enkele rechtsstaatprincipes aan het budget duurde dit lang – is het herstelplan officieel goedgekeurd in December 2020.

Na de introductie van de Green Deal en het duurzaam herstelplan blijven een hoop vragen onbeantwoord. De Europese doelstellingen zijn bewonderenswaardig, maar is het waarschijnlijk dat we in staat zullen zijn om deze doelen te bereiken tegen 2050 zonder onze economie te temperen (of zelfs te schaden)? En is dit mogelijk op een manier die voor iedereen rechtvaardig is? De transitie brengt ook technische problemen met zich mee. Kool-, gas- en kerncentrales zijn in staat een constant vermogen op te wekken terwijl hernieuwbare energie vaak afhankelijk is van de weersomstandigheden. De mogelijkheden van energieopslag op grote schaal zijn nog vrij beperkt. Hoe kunnen we omgaan met deze problemen in de toekomst? Om een antwoord te vinden op deze vragen, sprak YERA met een woordvoerder van het Europese kabinet van energie. Lees erover in deel 2 van dit artikel.