Gezocht: bekwame energieministers (m/v)


Onlangs lanceerde Vlaams minister van energie Freya Van den Bossche het idee van een zonnetarief voor elektriciteit. Populair, want stroom is duur, maar tegelijk ondoordacht, wat het voorbije energiebeleid al jaren typeert. We zitten diep in de problemen met onze energie. Drie factoren liggen daarvan aan de basis. Nationale overheden kregen veel vrijheid in de implementatie van de Europese energiedoelstellingen. Vervolgens kreeg de energiesector, zeker in België, te maken met een onvoorspelbaar en erg volatiel regulatoir kader, gedreven door een zekere populariteitsmissie van de bevoegde politici. Tot slot kon de energiesector zich, dankzij het voorgaande, niet meer wapenen tegen externe factoren zoals de economische crisis en de Amerikaanse schaliegasontginning. We moeten voorzichtig omspringen met onze competitiviteit en onze bevoorradingszekerheid. En dat terwijl de energiesector ook nog eens het klimaat moet redden.

Te weinig Europa

Sinds de olieschokken in de jaren 70 is het veiligstellen van energietoevoer een van de meest cruciale thema’s. In zijn 2020 doelstellingen engageerde Europa zich om 20% van zijn energie hernieuwbaar op te wekken, en de energie-efficiëntie met 20% naar boven te duwen. Het klimaataspect schrijft voor dat de CO2-uitstoot met 20% naar omlaag moet. Het is een grote verdienste van de Europese Unie om op het vlak van klimaatsverandering en leefbaarheid zijn verantwoordelijkheid op te nemen, en wereldwijd het goede voorbeeld te geven. Maar ze had de implementatie veel minder aan de lokale overheden mogen overlaten. Op dit moment is de Europese energievisie versnipperd in een warboel van 28 verschillende nationale energiebeleidjes. Dat wil zeggen dat als het in een lidstaat op niets trekt, er niet veel aan te doen is. Het is in veel lidstaten misgelopen. Ook in België.

Labiele regulering

Onze politici droomden van groene energie voor iedereen, die ook nog eens goedkoop zou zijn voor de eindconsument. Uit die droom resulteert nu een nachtmerrie van een regulatoir kader in de energiesector. Uw energiefactuur is de laatste jaren gestegen. Dit is vooral te wijten aan een ondoordacht subsidiebeleid. De prijsstijging van uw factuur is bijna volledig te wijten aan verhoogde distributietarieven. De energiecomponent van de prijs bleef nagenoeg constant. Doordat de elektriciteitsdistributeurs (zoals Eandis, Infrax…) verplicht werden om groenestroomcertificaten te kopen voor de productie van groene energie, hebben zij hun tarieven drastisch moeten verhogen. Ter illustratie: stel u een land voor met tien consumenten. Produceren vier van de tien hun energie zelf, met bijvoorbeeld zonnepanelen, dan betalen de andere zes consumenten voor het volledige elektriciteitsnetwerk én de groenestroomcertificaten. Vaak zijn de gedupeerden dan nog net diegene die de investering in zonnepanelen niet kunnen maken. Dit wordt het ‘omgekeerd Robin Hood-effect’ genoemd, nemen van de armen om te geven aan de rijken. Proficiat, regionale ministers van energie.

Omdat elektriciteitsprijzen voor de eindconsument zo hoog werden, besliste de federale regering in 2012 om deze tijdelijk te bevriezen. Een populaire maatregel die de politici buiten schot stelde door te doen alsof alles de schuld was van de energieleveranciers. Dat kwam bij de energieleveranciers hard aan. Zou u een energiewinkel willen openhouden in een land waar uw verkoopsprijzen plotseling bevroren worden, waar de belastingen die je betaalt op nucleaire rente van dag op dag met een paar honderd miljoen kunnen stijgen en waar subsidies even snel verdwijnen als ze komen?

Weg met Plan Wathelet

De huidige problemen in de energiesector zijn van een meer structurele aard, maar het wantrouwen in de sector tegenover de beleidsmakers helpt ons ook hier niet verder. Door een te lage electriciteitsprijs en een te hoge gasprijs zijn flexibele gascentrales niet meer rendabel. Ze worden een na een gesloten, en eventueel losgeschroefd om elders in de wereld te dienen. De te lage elektriciteitsprijs wordt veroorzaakt door de lage marginale kost van hernieuwbare energie. Door een lage kolen- en CO2-prijs zijn kolencentrales ook goedkoper dan gascentrales, waardoor de gascentrales niet genoeg draaien om de investeringskosten terug te winnen. Het grote probleem is dat we die gascentrales op dit moment broodnodig hebben om aan de elektriciteitsvraag te voldoen op momenten zonder zon of wind. Tel het sluiten van de gascentrales op bij de nucleaire uitfasering en het is duidelijk dat we met een probleem zitten.

Om het nijpende capaciteitstekort tegen te gaan, heeft de bevoegde staatssecretaris ‘het plan Wathelet’ voorgedragen. De bedoeling is om piekcapaciteit (dus bijvoorbeeld gascentrales) te subsidiëren zodat ze enkel ingezet wordt op momenten dat er te weinig energie geproduceerd wordt in de gewone energiemarkt. Dit is geen goed idee. Gezien de strategische reserves enkel kunnen ingezet worden aan energieprijzen van 3000€/MWh (60 maal de huidige energieprijs!) zullen we dus gascentrales subsidiëren om voornamelijk stil te staan. Het moet ook gezegd worden dat we eerst massaal groene energie subsidiëren, en vervolgens ook uitstotende gascentrales om problemen te vermijden. Dat is de wereld op zijn kop! Ook zet het Plan Wathelet de deur open voor enorm volatiele prijzen, gaande van -300€/MWh tot 3000€/MWh. Probeer daar als industrie of energieleverancier nog maar eens in te opereren. De opvolger van staatssecretaris Wathelet heeft een zware taak voor de boeg.

U begrijpt dat als in de energiesector van morgen, leveranciers zullen moeten opereren in erg volatiele omstandigheden, het opleggen van enkel een goedkoper zonnetarief die leveranciers in een nog moeilijkere situatie brengt. Wel is het een goed signaal om op basis van energieproductie uit groene energie de energievraag navenant te sturen; als er te veel energieproductie is, door veel wind en zon, zijn lagere prijzen nuttig maar dan moet men consequent zijn en hogere prijzen toelaten als er niet genoeg productie is, net zoals in de industrie.

Wat nu?

Het is gemakkelijk om achteraf kritiek te geven, maar er werden reeds vanuit verschillende hoeken voorstellen gelanceerd om geleidelijk aan uit de miserie te komen. Vooreerst moeten we volledig stoppen met subsidiebeleid voor rijpe groene technologie. Subsidies mogen enkel nog uitgaan naar R&D-projecten. De doelstellingen voor groene energie en energie-efficiëntie moeten afgeschaft worden. Enkel het CO2-verhaal moet blijven bestaan. Daar gaat het in essentie ook om: het klimaat. Vanuit een realistische, en toch ambitieuze CO2 doelstelling zal op natuurlijke wijze de correcte hoeveelheid energie bespaard worden en groene energie in gebruik genomen worden. Het moet voor bedrijven ook meer mogelijk worden om in buitenlandse emissiereductie te investeren. Het maakt immers niet uit waar ter wereld CO2 uitgestoten wordt. Mits garantie op voldoende veilige uitbating, moeten de kerncentrales langer openblijven, tot er echt vertrouwen heerst dat we voldoende capaciteit zullen hebben om hun uitfasering op te vangen.

Er moet sterker ingezet worden op mogelijkheden om de energievraag te sturen naar het aanbod. Het verbruik moet omhoog wanneer er veel wind en zon is, en het moet omlaag op donkere winteravonden. Tot slot moet op korte termijn een lapmiddel gevonden worden om onze flexibele centrales op een duurzame manier in te zetten. Een capaciteitsremuneratie voor producenten, waar niet enkel voor de megawattuur maar ook voor de megawatt betaald wordt, moet onze flexibele gascentrales weer economisch laten opleven. Hetgeen nu op tafel ligt is een onvoorspelbare subsidiëringspolitiek die tot een te volatiele markt leidt.

U ziet het, er staan de volgende ministers en staatssecretarissen van energie grote uitdagingen te wachten. De vacatures voor ministers met de politieke moed om enkele, op korte termijn, onpopulaire beslissingen te nemen moeten ingevuld worden door de meest bekwame mensen. Het wordt een job waar u uw land een grote dienst mee kunt bewijzen.