In een recent opiniestuk bespreekt Jan Haeverans het boek ‘Opgelicht’ van Tom De Meester. Hij bepleit een energiescenario met honderd procent groene energie. De cijfers klinken goed. Maar is dit scenario echt realistisch?
“Een honderd procent duurzaam energiesysteem, een mix van verschillende technologieën, (…) is technisch perfect haalbaar tegen 2050”, is in het opiniestuk te lezen. De auteur haalt hiervoor een aantal argumenten aan. Zo is het globaal potentieel voor windenergie vier keer wat we gebruiken en voor zonne‐energie zelfs vijftig keer. Bovendien is het met 45.000 MW aan waterkracht in Noorwegen en Zweden mogelijk om ook energie op te slaan in stuwmeren voor periodes wanneer de zon niet schijnt.
De conclusie is duidelijk: Honderd procent duurzame energie is technisch haalbaar. Wij trekken deze conclusie zeker niet in twijfel. Een belangrijk onderdeel van deze discussie wordt echter niet vermeld. Een transitie naar groene energie komt er niet van vandaag op morgen en vooral, ze kost geld, veel geld. VITO becijferde dat een 100 % hernieuwbaar energiesysteem mogelijk is voor de luttele prijs van 300 tot 400 miljard euro. Gespreid over 40 jaar komt dit neer op een bijkomende investering van 800 euro per persoon per jaar. Dit terwijl het gemiddelde gezin 2300 euro aan energiekosten betaalde in 2011.
Dit scenario leidt daarom tot een forse verhoging van de energieprijs. De bevolking boet dus in op koopkracht. Niet alleen de bevolking, maar ook bedrijven zullen lijden onder de verhoogde energieprijzen. De prijs van hun producten zal stijgen. In de geglobaliseerde markt van vandaag leidt dit tot een voordeel voor landen die vrolijk verder blijven teren op fossiele brandstoffen. We concurreren onszelf dan de markt uit. Het is dus noodzakelijk om niet alleen in het groen-verhaal te stappen, de hele wereld moet mee willen.
Vergeet bovendien het NIMBY (Not In My Back Yard) syndroom niet. Niemand wil een windmolen in zijn achtertuin. Daarnaast zijn ook hoogspanningslijnen uit den boze. Nochtans zal er veel nieuwe infrastructuur nodig zijn. Ze moet al die groene energie transporteren van de offshore windparken en naar eventuele energieopslag in Noorwegen en Zweden. Elia begon de voorbereidingen al met het Stevin project. Dit project omvat een hoogspanningslijn van Zomergem tot de kust. Ter hoogte van Brugge moet de lijn echter voor 10 km onder de grond. Dat is goed voor het uitzicht van Brugge, maar zo’n ondergrondse kabel kost wel iets meer, ongeveer vier keer zoveel. Dit is een kost waar we met z’n allen aan bijdragen, terwijl we elektriciteit nu al te duur vinden.
Het probleem is dus helemaal niet of 100 % hernieuwbare energie technisch haalbaar is. De vraag is of het economisch haalbaar is en welke prijs we hiervoor willen betalen. Dit is een interessante vraag, want uiteindelijke kost een jaar aan basisbehoeften zoals energie en comfort veel minder dan een vakantie. Er moeten keuzes worden gemaakt: een hoogspanningslijn in onze achtertuin of duurdere elektriciteit, investeren in hernieuwbaar energie of CO2 uitstoten. Er zal altijd een compromis moeten worden gesloten, maar het is belangrijk dat dit gebeurt op basis van de volledige informatie. En eenmaal de beslissing is gevallen, moet deze zonder verdere vertraging worden uitgevoerd.