“Om de 10 tot 20 jaar een kernramp” is een misleidend argument


Op 5 april 2013 publiceerde Greenpeace het persbericht dat de Belgische federale regering te weinig doet om de bevolking tegen een mogelijke kernramp te beschermen. Die stelling werd ondersteund met een verkeerd argument. Het Max Planckinstituut ‘zou becijferd hebben dat om de 10 tot 20 jaar een grote kernramp te verwachten is’. Deze stelling is misleidend en steunt niet op een sluitend wetenschappelijk onderzoek of methode. Het argument steunt op een foute interpretatie van een studie van het Max Planckinstituut. Wat is nu exact het probleem?

Of de regering al dan niet te weinig doet inzake onze nucleaire veiligheid, laten wij even in het midden. Het is de plicht van de regering om de risico’s die gepaard gaan met de nucleaire elektriciteitsgeneratie aanvaardbaar te houden. Daarom is het is goed dat die nucleaire veiligheid onderzocht en kritisch geëvalueerd wordt. Hetzelfde zou moeten gebeuren voor elke andere vorm van elektriciteitsproductie. Elke technologie moet de maatschappij zo goed mogelijk ondersteunen, zowel qua gezondheidsrisico’s als bevoorradingszekerheid.

Voor de beleidsmakers is een van de doorslaggevende argumenten inzake kernenergie of het volk het wil aanvaarden. Om dan tot goede besluiten te komen is het natuurlijk van essentieel belang dat de bevolking correcte en neutrale informatie gepresenteerd krijgt. Daarom wijzen we op een wetenschappelijke onduidelijkheid in het persbericht . Wat er letterlijk staat is correct, maar het is volledig uit de context gerukt. Het gaat om het volgende statement:

“Een studie van het Max Planckinstituut van mei vorig jaar schat bovendien dat de kans op een kernramp zoals Fukushima 200 maal groter is dan voor de kernramp in Fukushima gedacht werd. Elke 10 à 20 jaar zal een kernramp van dit kaliber gebeuren, en West-Europa loopt het grootste risico.”

Het doel van de studie in kwestie draait helemaal niet om het inschatten van de kans op een nucleaire ramp. De studie stelt een chemisch model voor dat de impact van een nucleaire ramp moet berekenen. De focus van het model ligt in de verspreiding van radioactieve stoffen in de atmosfeer. Om het chemische verspreidingsmodel te testen, moet een beginwaarde meegegeven worden. Die invoer is in dit geval dat elke 5000 reactorjaren (voor 500 reactoren dus om de 10 jaar) er een ongeluk op de hoogste INES-schaal zal gebeuren. Die veronderstelling volgt uit  volgende redenering: er waren vier incidenten met een gesmolten reactorkern waarbij een significante hoeveelheid radioactiviteit vrijkwam in de eerste 14500 reactorjaren. Deze reactorjaren tellen voor het civiele gebruik van nucleaire energie. Dat komt dus neer op een reactorkern ‘meltdown’ per  3625 reactorjaren (men rondt af naar 5000). Het is een eenvoudige redenering, die de historische kernrampen in kaart brengt. Maar dit  is geen waterdicht onderzoek  naar de veiligheid van nucleaire centrales! Op dezelfde manier kan men concluderen dat nu gemiddeld om de 40 jaar een atoombom boven dichtbevolkt gebied tot ontploffing gebracht zal worden. Hopelijk blijven we ook daarvan gespaard.

Het gaat hier dus helemaal niet om een onderzoek naar de kans op een nucleaire ramp dat uitwijst dat er elke 10 tot 20 jaar een kernramp zal gebeuren. Men maakt gewoon een historisch gefundeerde veronderstelling om een model te testen.  Bovendien had men ook het aantal militaire nucleaire testen in het chemische verspreidingsmodel als input kunnen gebruiken. Ook zij zijn verantwoordelijk voor heel wat radioactiviteit in de atmosfeer. Gelukkig is sinds december 2012 het Comprehensive Nuclear Test Ban Treaty van kracht, maar van 1957 tot 1963 gooide men zo veel atoombommen dat de gemiddelde effectieve stralingsdosis van de wereldburger met 0,15 milliSievert omhoog ging, dat is zelfs vier keer meer dan door de grote ramp in Tsjernobyl! Een Belg krijgt gemiddeld ongeveer 4,5 milliSievert per jaar te verwerken, vooral door natuurlijke achtergrondstraling en medische straling.

Er wordt zwaar gedebatteerd over het risico op nucleaire ongevallen, maar de publicatie van het Max Planckinstituut is geen correct argument in deze discussie. Dit wil uiteraard niet zeggen dat voorzichtigheid in de nucleaire wereld niet aangewezen is, het is een absolute must!

Wij concluderen dat het argument in het artikel misleidend is. Het berust op een verkeerde interpretatie van een heel waardevolle en interessante studie van het Max Planckinstituut.