Een vaag regeerakkoord voorkomt geen blackouts


Het energiedebat is weer helemaal weg van terug geweest. De regeerakkoorden zijn beklonken, maar geen haan die nog kraait naar het energiebeleid. Nochtans heeft de recente crisis nog maar eens duidelijk gemaakt dat er wel nog wat werk is aan het Belgische energiebeleid. Naast enkele concrete ideeën, bevat het regeerakkoord vooral vage doelen en onduidelijke maatregelen. Alhoewel deze later nog geconcretiseerd kunnen worden, bestaat de kans dat het bij deze vage ideeën blijven. Als dit het geval is, dan zal de bevoorradingszekerheid hier niet wel bij varen. Naast een kritische analyse van de voorgestelde maatregelen worden ook enkele oplossingen voorgesteld.  

Het federaal regeerakkoord blijft in het algemeen bijzonder onduidelijk. Zo wil de regering een ‘technologieneutrale transitie naar een duurzaam energiesysteem’. Een nobel streven, maar wat is ‘technologieneutraal’? Betekent dit dat de steun voor verschillende hernieuwbare technologieën geharmoniseerd wordt? Of bedoelt de regering dat ze geen technologieën, bijvoorbeeld kernenergie, uitsluit?

Om de bevoorradingszekerheid te garanderen, moeten alle opties ‘objectief en transparant’ onderzocht worden. Op korte termijn is de regering van plan om noodaggregaten in te zetten bij dreigende tekorten. Dit lijkt een goede maatregel, maar dergelijke noodgroepen kunnen maar voor een bepaalde duur elektriciteit produceren. Als het elektriciteitsnet toch nog crasht ondanks de extra productie, zijn alle back-up voorzieningen sneller uitgeput dan oorspronkelijk bedoeld, en kunnen kritieke infrastructuren niet langer bevoorraad worden. De overheid moet dus heel nauwkeurig overwegen of we dit risico willen nemen.

Zoals verwacht, is de nieuwe regering ook van plan enkele kernreactoren langer operationeel te houden.  Het probleem is echter dat er, omwille van de voordien geplande sluitingen, geen uranium meer is bijbesteld. Uranium bestellen duurt onder normale omstandigheden al snel een jaar, waardoor deze reactoren waarschijnlijk zonder ‘brandstof’ zullen vallen en op korte termijn toch onbeschikbaar zullen blijven. Opties om snel Uranium aan te kopen worden onderzocht.

De federale regering wil ook een ‘neerwaartse druk’ uitoefenen op de prijzen. Op zich een populaire maatregel, maar helaas is dit nefast voor de bevoorradingszekerheid op lange termijn. Het International Energy Agency (IEA) merkte onlangs op dat de groothandelsprijzen voor elektriciteit in Europa meer dan 20% te laag zijn om de nodige investeringen mogelijk te maken. Een recente studie van het Federaal Planbureau becijferde dat bij ongewijzigd beleid, de eindfactuur voor kleine verbruikers ongeveer 25% hoger zal liggen om de nodige investeringen te doen. Deze stijging kan gecompenseerd worden door lagere taksen, maar de vraag is of de overheid hier geld voor heeft.

Een stabiel energiebeleid is essentieel voor investeringen in de energiesector, zoals de regering zelf opmerkt. Het plan is om een ‘energiepact’ te sluiten dat zekerheid moet bieden over het beleid op lange termijn. Opnieuw een nobel streven, maar voor een politicus betekent ‘lange termijn’ meestal tot aan de volgende verkiezingen. Grootschalige investeringen worden voor enkele tientallen jaren gemaakt, dus het pact moet door alle politieke partijen gedragen worden, en niet enkel door zij die nu in de regeringen zitten.

De vaagheid die de vele doelstellingen in het regeerakkoord kenmerkt, is wederom nefast voor deze stabiliteit. Verschillende partijen en bedrijven zullen de doelstellingen anders interpreteren, en voordat er duidelijkheid geschept is zal er waarschijnlijk niet veel gebeuren. De vraag is dan of, en zo ja, wanneer deze zaken uitgeklaard zullen worden.

Bovendien worden de fundamentele problemen weer niet aangepakt. Het IEA is een deel van de OESO en kan dus als een objectieve partij gezien worden. In hun ‘World energy investment outlook 2014’ lijsten ze enkele van deze problemen op, maar spijtig genoeg heeft kennelijk geen enkele politicus dit rapport grondig gelezen. Het IEA merkt op dat met het huidige marktmodel in Europa investeringen om de bevoorradingszekerheid te garanderen onwaarschijnlijk zijn. Zo worden bijvoorbeeld de energieprijzen artificieel te laag gehouden door middel van subsidies voor hernieuwbare energie  en iedere regering wil ze omwille van populistische redenen steeds lager krijgen.

Om de bevoorradingszekerheid te garanderen is participatie van de private sector essentieel volgens het IEA, maar gezien de manier waarop politici meestal met energiebedrijven omgaan, is hier niet veel ruimte voor (denk bijvoorbeeld aan de verschillende debacles met Electrabel). Het IEA merkt ook op dat de energiemarkten enkele jaren geleden geliberaliseerd werden, maar ook dat regeringen steeds meer ingrijpen. Hierdoor zijn investeringen steeds vaker het gevolg van maatregelen van de overheid, en niet van economische overwegingen. De maatregelen veranderen echter om de haverklap terwijl de investeringen tientallen jaren in de markten moeten renderen. Het zal heel moeilijk worden deze spreidstand lang aan te houden.

Volgens mij zijn er enkele efficiëntere (maar minder populaire) maatregelen om de bevoorradingszekerheid op lange termijn te garanderen. Zo moet het marktmodel herbekeken worden. Door de interventies van de overheid in de geliberaliseerde markt ontstaan artificiële situaties die niet representatief zijn voor de werkelijkheid, zoals bijvoorbeeld een capaciteit van hernieuwbare energie die veel groter is dan economisch verantwoord. Naar mijn mening zou de transmissienetbeheerder (ELIA) het beleid grotendeels moeten bepalen. Zij zijn onafhankelijk van de regering en kunnen dus stabiliteit bieden op lange termijn. Dit betekent natuurlijk dat de politici en de gewone burgers geen inspraak hebben, maar in welke andere geliberaliseerde sector hebben die wel iets te zeggen? Het grote beleid zou dan op Europees niveau (de Europese Commissie en ENTSO-e, de vereniging van alle transmissienetbeheerders) bepaald worden, wat logisch is aangezien het elektriciteitsnet op zich ook Europees is door de vele interconnecties tussen verschillende landen.

Voorts moeten we volgens mij af van het dogma dat energie goedkoper moet worden. We moeten met zijn allen energie besparen, en duurdere energie zal dit zeker bevorderen.  Een hogere energieprijs laat bovendien toe meer geld vrij te maken voor de verdere nodige investeringen. Tot slot moeten we beslissen wat voor energiesysteem we in de toekomst willen, zodat de private sector een duidelijk kader heeft waarbinnen ze deze investeringen kunnen doorvoeren. Deze ‘future proof’ visie moet breed gedragen worden, door alle politieke partijen, maar ook door de energiesector en de consumenten. Dit voorkomt dat het kader iedere legislatuur opnieuw verandert.

Door de vaagheid kan je niet besluiten dat de federale regering slecht bezig is, maar het is duidelijk dat het zeker beter kan. Je zou denken dat de politici na de recente crisis wel begrijpen hoe schadelijk onduidelijkheid is voor de broodnodige investeringen in het energiesysteem. Laten we hopen dat hier verandering in komt voor we echt in de problemen komen.