Schone lucht kopen, hoe kan dat?


Eind dit jaar loopt het Kyoto-protocol ten einde. Om aan de doelstellingen van dit protocol te voldoen heeft België een grote hoeveelheid “schone lucht” gekocht. Gebakken lucht? Weggegooid geld? Of heeft schone lucht kopen toch een meerwaarde?

Om de afgesproken reducties te halen voorziet het Kyoto-protocol in zogenaamde flexibele mechanismen. Deze mechanismen laten het toe om de CO2-reductie gedeeltelijk in andere landen te realiseren. Zo is het mogelijk om de CO2-reductie van investeringen in het buitenland op naam van eigen land te schrijven en bestaat er een handel in uitstootrechten.

De belangrijkste reden waarom het kopen en verkopen van “schone lucht” (om de Kyoto- doelstellingen te halen) geen nonsens is, heeft te maken met de eigenschappen van de broeikasgassen die men wil reduceren. CO2 verdeelt zich namelijk gelijkmatig in de atmosfeer, of anders gezegd, de CO2-concentratie is een globaal fenomeen1. Het gaat dus niet op om te zeggen dat bijvoorbeeld in China de CO2-concentratie hoger ligt ondanks het feit dat daar veel CO2-uitbrakende kolencentrales staan. Dat betekent dan ook dat het niet uitmaakt waar de CO2-reductie gebeurt, zolang ze maar ergens ter wereld gebeurt.

Deze redenering gaat echter niet op voor alle uitstoot die gepaard gaat met verbranding. Fijn stof, roetdeeltjes, NOx, etc. zijn lokale problemen. Deze pollutie kan niet opgelost worden via de handel in schone lucht. Het Kyoto-protocol focust echter op de inperking van de broeikasgassen (waarvan CO2 het belangrijkste is) en niet op de lokale luchtkwaliteit. De handel in schone lucht is dus geen broodje aap verhaal als het aankomt op het halen van de Kyoto-doelstellingen.

Naast deze technisch-ecologische benadering, is er ook een belangrijk economisch voordeel gemoeid met de ‘handel in schone lucht’. De eerder vernoemde flexibele mechanismen zijn immers ontwikkeld om de CO2-reductie op een zo economisch verantwoord mogelijke manier te realiseren. Via de flexibele mechanismen is het namelijk mogelijk dat de CO2-reductie gebeurt op een plaats waar de reductie-kosten per ton CO2 het laagste zijn. Met andere woorden: eenzelfde hoeveelheid CO2 kan gereduceerd worden op een goedkopere manier. Als ieder land zijn opgelegde reductie volledig binnenlands moet realiseren dan zal dat voor een groot aantal landen een enorme en onnodige kost met zich meebrengen. In dat geval zal niet alleen het globale kostenplaatje voor de maatschappij beduidend hoger liggen, maar neemt ook de kans op slagen merkbaar af.

Men kan dus besluiten dat de handel in schone lucht om de Kyoto-doelstellingen te halen niet enkel fysisch en ecologisch correct is, maar dat het tevens een economisch verantwoord instrument is.